SHL competentiekader

Reeds veel organisaties zetten competenties in om kandidaten te selecteren en ontwikkeltrajecten voor medewerkers op te zetten. Andere organisaties hebben competenties nog niet of nauwelijks ingevoerd. In bijna alle gevallen blijken definities van competenties ontwikkeld te zijn voor specifieke doelen of voor bepaalde onderdelen van de organisatie. Dit kan het lastig maken om rollen, individuen en processen te vergelijken.

Tot nu toe ontbrak het aan een kader waarbinnen alle bestaande competenties en competentiemodellen van organisaties gebruikt en vergeleken kunnen worden. Organisatiespecifieke competentiemodellen kunnen vanaf nu met het SHL Competentiekader eenvoudig worden samengesteld.

Wat houdt het SHL Competentiekader in?

Het SHL Competentiekader biedt u de mogelijkheid gebruik te maken van een standaard terminologie om voor de organisatie belangrijke competenties te identificeren en competentiemodellen te ontwikkelen. Groot voordeel is dat het naast bestaande competentiemodellen te gebruiken is. Tevens ligt dit kader ten grondslag aan de SHL producten en diensten, waardoor deze ‘spreken’ in de taal van dit competentiekader. De SHL producten en diensten kunnen dus ook via dit kader naar de competenties van uw organisatie vertaald worden.

Het competentiekader beschrijft de gedragskenmerken die belangrijk zijn voor het succesvol functioneren in elke functie, op elk niveau en in elke organisatie. Het kader is tot stand gekomen op basis van uitgebreid wetenschappelijk onderzoek van honderden competentiemodellen die wereldwijd door organisaties gebruikt worden.

Welke voordelen biedt het SHL Competentiekader u?

Met behulp van het SHL Competentiekader kunt u tot concrete, meetbare resultaten komen, zoals:

  • algemene bedrijfsstrategieën vertalen naar specifiek gedrag van medewerkers
  • duidelijk aangeven wat u verwacht van medewerkers, met de nadruk op wat zij dienen te bereiken en hoe zij dat dienen te bereiken.
  • de relatie tussen de bedrijfsstrategie en de in de organisatie benodigde kennis, vaardigheden en capaciteiten identificeren.

Hoe ziet het SHL Competentiekader eruit?

Het kader is hiërarchisch opgezet, waardoor het mogelijk is om de relaties tussen competenties die door de hele organisatie heen belangrijk zijn te zien en zowel organisatiecompetenties, teamcompetenties als individuele competenties te definiëren. Centraal staan de ‘Great Eight’ competentiefactoren. Dit zijn de 8 centrale competentiefactoren die binnen de psychologie onderscheiden worden. Deze 8 factoren bestaan uit de Big Five persoonlijkheidsfactoren, de motivatie- en intelligentiefactoren. Deze 8 factoren bieden u het brede kader; het globale niveau waarop gedragingen (en rollen) geclassificeerd kunnen worden. Direct onder deze 8 competentiefactoren liggen 20 dimensies en 112 gedragscomponenten, die het mogelijk maken persoons- en functieprofielen te creëren en te vergelijken.

LABELCODEBESCHRIJVING
Beslissen en activiteiten initiëren
A

a. Neemt tijdig en duidelijk de nodige (lastige) beslissingen  b. Neemt zo nodig afgewogen risico’s  c. Initieert zelfstandig de nodige acties en activiteiten  d. Toont vertrouwen in de eigen beslissingen en keuzes en neemt daarvoor ook de verantwoordelijkheid op zich

Aansturen

B

a. Geeft duidelijk richting aan anderen door het stellen van doelen en prioriteiten, het maken van (resultaat)afspraken en/of het geven van instructies en aanwijzingen  b. Oefent daarbij het nodige gezag uit  c. Controleert of mensen zich houden aan de gemaakte afspraken en richtlijnen en onderneemt zo nodig actie  d. Delegeert op effectieve en duidelijke wijze taken, verantwoordelijkheden en/of bevoegdheden aan anderen  e. Maakt daarbij goed gebruik van de aanwezige verschillen en variatie binnen een groep

Begeleiden
C
a. Coacht, adviseert en/of motiveert anderen gericht in het bereiken van doelen en/of het uitvoeren van taken en opdrachten  b. Zet anderen er toe aan resultaten te realiseren en problemen (zelfstandig) op te lossen  c. Ondersteunt anderen actief in hun ontwikkeling

Aandacht en begrip tonen

D

a. Coachen  b. Adviseren  c. Motiveren  d. Anderen ontwikkelen

Samenwerken en overleggen

E

a. Raadpleegt en betrekt anderen bij het nemen van beslissingen en/of het uitvoeren van taken  b. Overlegt tijdig en regelmatig met anderen en informeert hen voldoende  c. Stelt zich in de samenwerking openhartig en oprecht op waar-deert openlijk de bijdrage van anderen  d. Bevordert de samenwerking en de teamgeest in een groep en past zich waar nodig aan de groep aan verschillen tussen mensen

Ethisch en integer handelen

F

a. Toont zich integer en handelt consequent in lijn met de binnen de organisatie, (beroeps)groep en/of maatschappij geldende normen en waarden  b. Houdt rekening met de omgeving en respecteert

Relaties bouwen en netwerken

G

a. Investeert actief in het opbouwen van goede werk-/klantrelaties  b. Legt – op verschillende niveaus – makkelijk contact en vindt vlot aansluiting  c. Onderhoudt actief het eigen relatienetwerk en maakt er indien nodig goed gebruik van  d. Zet zich er voor in ook bij moeilijkheden de relatie goed te houden  e. Neemt zo nodig de rol van bemiddelaar op zich bij onenigheid tussen anderen

Overtuigen en beïnvloeden
H
a. Maakt in het contact een krachtige, positieve indruk  b. Komt actief met ideeën en meningen naar voren en zorgt voor een onderbouwing met steekhoudende argumenten  c. Overtuigt en beïnvloedt ook op het emotionele vlak  d. Geeft duidelijk en krachtig inhoud en sturing aan een gesprek, discussie en/of onderhandeling  e. Streeft naar overeenstemming over en draagvlak voor de uitkomst

Presenteren

I


a. Weet in het contact zaken duidelijk, begrijpelijk en correct uit te leggen en toe te lichten  b. Stelt zich in het contact innemend en zelfbewust op, communiceert kernachtig en straalt betrouwbaarheid en deskundigheid uit  c. Weet zaken op een enthousiaste en inspirerende wijze te brengen  d. Maakt in het contact met anderen effectief gebruik van humor  e. Speelt goed in op toehoorders / toeschouwers en stemt de stijl van presenteren daarop af

Formuleren en rapporteren

J

a. Rapporteert nauwkeurig en volledig en brengt een logische, heldere structuur aan in rapportages, verslagen en/of documentatie  b. Formuleert vlot en bondig  c. Hanteert correcte spelling en grammatica  d. Presenteert informatie op een aantrekkelijke en boeiende wijze en stemt zichzelf goed af op de ontvanger(s)

Vakdeskundigheid toepassen
K
a. Wendt de specifiek voor het vak benodigde mentale, manuele en/of fysieke vermogens op een adequate wijze aan  b. Weet op basis van het eigen vakkundig / technisch inzicht vraag-stukken en problemen op te lossen  c. Deelt waar nodig de eigen kennis en expertise met anderen

Materialen en middelen inzetten
L
a. Kiest de voor de taak of het probleem meest geschikte materia-len en middelen  b. Gebruikt deze materialen en middelen op doeltreffende en doelmatige wijze  c. Draagt goed zorg voor de aanwezige materialen en middelen

Analyseren

M

a. Controleert gegevens en aannames kritisch en zorgvuldig; brengt hier structuur in aan; analyseert gegevens grondig, scheidt hoofd- van bijzaken en legt de nodige verbanden;  b. Genereert (nieuwe) informatie uit gegevens;  c. Komt op basis van een systematische analyse tot conclusies en/of oplossingen voor (complexe) problemen

Onderzoeken
N
a. Zoekt en verzamelt actief en uitgebreid nieuwe informatie voor het oplossen van vraagstukken en problemen;  b. Raadpleegt verschillende (informatie)bronnen, bekijkt zaken, vraagstukken en problemen vanuit meerdere invalshoeken en staat open voor nieuwe informatie

Creëren en innoveren
O
a. Komt actief en uit zichzelf met creatieve ideeën, benaderingen en inzichten;  b. Onderneemt initiatieven om zaken te veranderen;  c. Laat een duidelijke (toekomst)visie zien en ontwikkelt op basis hiervan strategische plannen

Leren
P
a. Zorgt er zelf actief voor de eigen vakkennis en -vaardigheden goed bij te houden en onderneemt indien nodig stappen om deze verder te ontwikkelen; leert van fouten en feedback;  b. Werkt actief en systematisch aan de eigen ontwikkeling en ontplooiing

Plannen en organiseren

Q

a. Formuleert voor het werk/activiteiten duidelijke, concrete en uitdagende doelen en prioriteiten;  b. Plant en organiseert activiteiten doelmatig en doeltreffend; regelt adequaat de benodigde mensen en middelen;  c. Bewaakt nauwgezet het halen van de gestelde doelen en deadlines

Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten
R
a. Achterhaalt actief de behoeften en verwachtingen van interne en/of externe klanten;  b. Probeert hier zoveel als mogelijk bij aan te sluiten; stelt zich klantgericht op;  c. Houdt de tevredenheid van de “klanten” goed in de gaten en onderneemt zo nodig actie

Kwaliteit leveren
S
a. Formuleert duidelijke kwaliteits- en productiviteitsnormen waaraan het (eigen) werk moet voldoen;  b. Is er sterk op gericht de afgesproken kwaliteit en productiviteit te halen;  c. Voert hiervoor de taken consistent en systematisch uit;  d. Houdt nauwkeurig in de gaten of de afgesproken kwaliteits- en productiviteitsniveaus gerealiseerd worden

Instructies en procedures opvolgen
T
a. Volgt instructies en aanwijzingen bereidwillig op;  b. Houdt zich strikt aan de voorgeschreven (werk)procedures;  c. Toont zich gedisciplineerd;  d. Voert het werk uit conform de geldende veiligheidsvoorschriften en wettelijke richtlijnen

Omgaan met verandering en aanpassen

U

a. Past het eigen gedrag snel en op positieve wijze aan veranderde omstandigheden aan;  b. Staat welwillend ten opzichte van nieuwe ideeën en plannen;  c. Accepteert het dat zaken met zekere regelmaat veranderen;  d. Kan onzekere en onduidelijke situaties goed aan;  e. Kan goed omgaan met diversiteit (tussen mensen)

Met druk en tegenslag omgaan

V

a. Past het eigen gedrag snel en op positieve wijze aan veranderde omstandigheden aan;  b. Staat welwillend ten opzichte van nieuwe ideeën en plannen;  c. Accepteert het dat zaken met zekere regelmaat veranderen;  d. Kan onzekere en onduidelijke situaties goed aan;  e. Kan goed omgaan met diversiteit (tussen mensen)

Gedrevenheid en ambitie tonen
W
a. Gaat graag uitdagingen aan en trekt taken en verantwoordelijkheden naar zich toe;  b. Laat uit zichzelf een sterke behulpzaamheid zien;  c. Pakt zaken met enthousiasme, energie en volharding aan;  d. Wil graag succes boeken en/of vooruitkomen in de organisatie en stopt daar veel energie in

Ondernemend en commercieel handelen
X
a. Gaat actief op zoek naar kansen om nieuwe (zakelijke) initiatieven te ontplooien;  b. Ziet en onderkent kansen en mogelijkheden, grijpt deze aan en vertaalt ze naar concrete acties;  c. Zorgt er voor de markt en de spelers daarin goed te kennen;  d. Is er op uit de commerciële positie van de organisatie verder uit te bouwen

Bedrijfsmatig handelen
Z
a. Handelt sterk kostenbewust, maakt steeds een goede afweging tussen de kosten en baten van een actie of besluit;  b. Toont het nodige financiële bewustzijn;  c. Laat zien inzicht te hebben in de dynamiek van de organisatie